Preken wijding en intronisatie

Zowel kanunnik Marieke Ridder als aartsbisschop Bernd spraken mooie woorden tijdens de wijding en de intronisatie. U kunt hieronder hun beider preken nog eens nalezen.

Preek voor de wijding van mgr. B. T. Wallet op 18 september
Door: kanunnik Marieke Ridder

In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest,

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Hoe welkom de bode, die ons toeriep: laat 18 september de dag zijn, waarop mgr. Barend Theodoor Wallet tot aartsbisschop van Utrecht gewijd zal worden. Hoe vreugdevol gingen onze voeten naar deze kerk, naar de plaats waar de heilige Lebuinus in zijn tijd en op zijn manier, de opdracht vervulde die vandaag klinkt: ‘maak alle volken tot mijn discipelen’.

Met liefde zouden wij deze kerk tot in zijn verre hoeken hebben gevuld. Met heel veel parochianen, nog meer bisschoppen, zangers, bidders, geliefden, gelovigen, zoekers, vrienden en nieuwsgierigen. Mensen van overal, om te ervaren wat er gebeurt, als we samenkomen onder dit dak en rond deze tafel. Onze zorg voor elkaar in deze tijd, doet ons hier bescheiden aanwezig zijn. Maar wij weten ons samen met u, die meeviert. Met jullie, zonder wie wij niet kunnen worden gedacht. Samen volgen we de elf die op de berg hun Heer ontmoetten. We zijn behoedzaam, maar we vieren! Met heel ons verstand, met heel ons hart en heel onze ziel. Vandaag is een lichte, blijde dag. ‘Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd.’ In Christus is onze vreugde. ‘Ik ben met u’, heeft Hij ons beloofd.

‘Wow’.

Dat zei Bernd, toen hij 15 februari 2020 geroepen werd uit onze kring, om bisschop te zijn. Je had er over gedacht, gepiekerd, er met ons en uiteraard Elly over gesproken. Je hebt er tegenop gezien. Maar wanneer je zo overtuigend gekozen wordt, door Gods gemeente, bleek je vanuit je hart ‘ja’ te kunnen zeggen. Want als de Kerk je roept tot dit ambt, durf je erop vertrouwen, door God zelf geroepen te zijn.

Wij stelden vertrouwen in je, op grond van hoe jij priester, pastoor en collega bent. We vertrouwen erop, dat jij antwoorden zal kunnen geven op nog te stellen vragen. Wij geloven, dat je kunt inspireren, en hoop nieuw leven in kunt blazen. Natuurlijk weten we dat het niet om ‘resultaten’ uit het verleden gaat, en dat er geen sprake is van ‘garanties’ voor de toekomst. De kerk spreekt niet de harde taal van beleggers, maar een andere, kwetsbare taal. De taal van zachte woorden: van toevertrouwen, verwachten, en hopen. Een taal, die alles te maken heeft met de Eeuwige, die ons gevormd heeft, en blijft vormen, naar zijn beeld, omdat Hij ons liefheeft. Die beter dan wie ook weet dat we geen heiligen zijn, en die kracht geeft om te vervullen, wat wij in zwakheid beginnen.

Anderhalf jaar geleden werd jou, bisschop Bernd, het vertrouwen geschonken, om onze herder en voorganger te zijn. Een vrolijke en vrome herder kozen we, optimistisch vertrouwend, op Christus en zijn Kerk. Vertrouwend op Christus, de bron van wijsheid.

Christus deelde ons leven, en was bereid om aan dat leven te sterven, omdat hij zowel mens onder de mensen wilde zijn, als God onder ons. Hij toonde ons hoe te leven: als mens met anderen, als mens voor Gods aangezicht.

Het is de verrezen Christus die we vandaag ontmoeten op een berg in Galilea, voor zijn laatste woorden. Niet zomaar ontmoet hij zijn leerlingen op een berg. Eerder onderrichtte Christus zijn volgelingen ook al vanaf een berg. Radicaal was Jezus in zijn Bergrede, uitdiepend, en ook verrijkend en verruimend, met zijn zaligsprekingen en aanmoediging om te bidden. De opdracht die de apostelen nu krijgen, is om dit aan allen te verkondigen en te leren, en mensen te dopen.

Het is een opdracht aan allen die in hun spoor gaan. Maar de bisschop heeft de roeping om hen hierin voor te gaan. Wij kozen daartoe iemand, die, goed luisterend, eigen keuzes maakt ten behoeve van bisdom en Kerk en de Unie van Utrecht. Je hebt gedachten, over hoe we kerk kunnen zijn in onze tijd. Je wilt dat parochies zich openstellen voor hun omgeving, en met vreugde de hoop uitdragen die in hen leeft.

Dat vraagt, naast de geloofsvreugde uit Filippus, om oprechte betrokkenheid. Om openstaan voor de vragen, de behoeften, van mensen. En ook om toegankelijkheid van ons kerkzijn, want die is nodig, om onze blijdschap aanstekelijk te laten zijn. Om hoop te doen overspringen, waar hoop ver te zoeken is. Om mensen enthousiast te laten worden, vanwege Gods verlangen naar mensen, en vanwege het evangelie van Jezus Christus.  

Als voor die toegankelijkheid nieuwe woorden nodig zijn, en andere vormen, naast de bekende, waarom zouden we aarzelen? Tradities zijn als dierbare landschappen, die, hoewel langzaam, steeds aan verandering onderhevig zijn. In een interview zei je, bisschop Bernd, dat we dit mogen zien als het doorgaande werk van de heilige Geest. Uiteindelijk gaat het niet om bepaalde vormen, maar om het vertrouwen dat het leven waardevol is, dat het de Heer om mensen te doen is, en dat God deze aarde herscheppen wil, tot een rijk van vrede en gerechtigheid.  

Openheid voor de behoeften van mensen van nu, vraagt ook nog iets anders. Het vraagt om compassie voor de aarzeling, de twijfel en de terughoudendheid, die geen mens vreemd zijn. Zelfs de apostelen niet, zoals we horen in ons evangelie.

De verrezen Heer betoont zich aan hen als degene, die alle macht heeft over hemel en aarde. Hij die gestorven was, leeft!

De elf leerlingen vallen op de knieën, huldigen Christus. ‘Maar sommigen twijfelden nog.’ Twijfelden nog… Het heeft menige uitlegger in verlegenheid gebracht; dit kon toch onmogelijk slaan op de apostelen, degenen op wier schouders wij staan als gedoopten, met of zonder een bijzonder ambt?

Maar toch, het staat er: er was geloof en aanbidding, én die aarzeling, die twijfel in hoofd en hart:

‘Is dit waar?’ ‘Kan ik hierop vertrouwen, hierop mijn leven bouwen?’

Ook na Pasen zijn de leerlingen nog dezelfden als in die storm in de boot, toen vertrouwen en angst eveneens stuivertje wisselden. Klein-gelovigen, ‘een beetje gelovigen’, toen en ook nu nog, op die berg in Galilea. 

Geloven en aarzelen; zekerheid en twijfel over wat waar is en wijs, die twee stemmen zijn in ons, steeds. Zeker in onze tijd, waarin gelovig zijn een bijzondere keuze geworden is, waardoor je iets uit te leggen hebt. Binnen gezinnen, families en vriendenkringen, én binnen onze parochies, waar soms het optimisme vervliegt en mensen door twijfels en vragen overvallen worden. 

Hoezeer verlangen wij dan naar iemand die dit begrijpt, maar zich er niet door laat verlammen. Die weet heeft van eigen aarzelingen, en die toch vertrouwend en opgewekt getuigt van zijn vreugde in Christus, van de hoop die in hem is. Die leeft naar die andere opdracht uit de Bergrede: ‘Laat zo uw licht schijnen voor de mensen…’

Mgr Wallet, hoe vaak wij u ook Bernd zullen noemen, u bent degene in wie wij dit vertrouwen stellen. Ga ons voor! In vertrouwen op God, de bron van alle wijsheid.

Ga ons voor, als leerling onder de leerlingen,
als bisschop in het spoor van de apostelen,
in blijmoedig vertrouwen op Christus, de Levende,
die de ware vreugde zelf is.
Dat Hij over u, en over ons allen, mag lichten.

Amen. 

Kannunik Marieke Ridder

Preek bij de intronisatie op 19 september
Door: Mgr. Bernd Wallet

Jezus zegt: “Dit zeg ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn” – Johannes 15,11

Aan het slot van zijn boekje Orthodoxy trok Chesterton deze conclusie: “Vreugde is het geheime wapen van de christen”. Door het schrijven van dat boekje bekeerde hij zich van agnost tot christus-gelovige, wereldwijd is het een van de meest verkochte christelijke boeken van de afgelopen 100 jaar. De schrijver is verveeld met het denken van de meeste politieke stromingen en maatschappelijke modes van zijn tijd, de jaren voor de eerste wereldoorlog. Tegenover materialisme en allerhande banaliteit zoekt hij naar een antwoord dat zin en samenhang biedt. Hoe hou je het vol in het leven, met alle onzekerheid, alle gedoe en onzin, alle kwaad en erger? En terwijl hij wikt en weegt stuit hij, in zijn woorden, op dat “vreemde kleine boekje waaruit heel het christendom is voortgekomen, en weer vaart iets als een nieuwe bevestiging door mij heen. De verpletterende gestalte waarvan de evangeliën vervuld zijn, torent … boven alle denkers uit die zichzelf ooit groot waanden.” En dan vraagt hij zich af: Wat was dan de verborgen kracht die deze persoon, Christus, gaande hield? Hij hield niet verborgen wat de stoïcijnen verborgen moesten houden, hij toonde zijn woede en tranen, als hij moest huilen om Jeruzalem, en zijn emoties waren te proeven als hij plotseling stilzweeg? En dan eindigt hij zo: “Er was één zeker iets, dat te groot was dan dat God het ons wilde tonen toen hij op aarde wandelde. En ik heb wel eens gedacht dat het zijn blijmoedigheid was”. Die woorden hebben me ooit geraakt.

Er zijn andere woorden die me ooit geraakt hebben, zoals die van Psalm 16, een rustige psalm van overgave. Een psalm die voor mij belangrijk was omdat het een keer maakt van het idee: God weet wel hoe het zit, en ik weet het niet, naar: Heer, toon mij uw wegen.

En het derde wat me geraakt heeft (onder andere, natuurlijk) was de muziek van REM, en de zanger Michael Stipe die ik het eerst hoorde praten over toewijding als tegengif tegen de kennelijke zinloosheid van ons bestaan. Worstelend met depressie vond hij in duurzame toewijding aan gerechtigheid een haakje om weer zinvol in het leven te staan, en te blijven staan, een vrucht die blijvend is. En in goede muziek, natuurlijk! Op zijn zoektocht vond hij de kerk niet, in tegendeel, bekend als hij op afstand was met kerken als instituten van externe normen en waarden, van hiërarchieën en systemen. Zoals velen. Ook dat raakte me.

Gisteren beleefden we als kerk een hoge feestdag in de Lebuïnuskerk in Deventer, de kerk die in de middeleeuwen al onze co-kathedraal was, en toen eventjes ook een zelfstandige kathedraal, en in Deventer weten ze nu zelf ook weer waarom, én wat daar logistiek allemaal bij komt kijken. Dagblad De Stentor heeft vandaag op de site een artikel onder de hoofdkop “Deventer voor één dag internationale bisschopsstad”, dat is mooi! En de subkop is: “Is dit voor een film of is dit echt?” Nou, ik mag getuigen: het is echt, en ik voel het nog in lijf en leden, een last van me af, een periode van inwerken afgesloten, een genade over me gekomen in een overweldigende viering, en de genade die voelbaar was en is in de hele kerk: we mogen verder, we vieren verder. En vandaag doen we dat hier in onze kathedrale kerk van Utrecht. En waarom zijn we hier vandaag dan weer? Vanochtend vroeg mijn jongste dochter: papa, heb je zin in de bijwijding? Een geniaal woord! Nou ja, omdat een nieuwe bisschop, als deze niet in de kathedraal is gewijd, nog wel moet gaan zitten op zijn zetel, zijn stoel. En dat heb ik dan net gedaan. Nou zien we als oud-katholieken snel een aanleiding voor een feestje natuurlijk, maar zitten op een stoel, wat is daar nu zo bijzonder aan? Waar staat een zittende bisschop eigenlijk voor?

Ik ben blij dat er enkele kinderen aanwezig zijn vanmiddag. Misschien kennen jullie andere mensen die een eigen stoel, of zetel hebben voor hun werk? Mag bij alle beroepen zijn! Ken je hiervan een voorbeeld? (Regisseur!). Ja, een regisseur heeft een stoel, het is niet de bedoeling dat iemand anders daar even op gaat zitten, anders wordt het chaos. (De orgelbank!). Ja, toch is de orgelbank een gedeelde bank, maar niet op hetzelfde moment. (De koning!). Ja, de koning heeft een troon, we zullen het dinsdag weer zien, niemand anders kan daarop zitten. Ik vroeg het een van de kinderen net, die antwoordde: De juf op school niet, want de stagiaires of een invaller mogen er ook op zitten, dus dat is geen eigen stoel. Maar de koning of de bisschop hebben geen stagiaires of invallers. Want deze stoel symboliseert een bepaalde ordening in onze kerk. Alle katholieke kerken hebben een kathedrale kerk met een oud symbool uit de oudheid: een stoel, plaats van gezag van de koning of rechter of bisschop. In de oudheid zie je leraren die les geven vanuit een stoel terwijl hun leerlingen erom heen staan.

Christus zelf wordt vaak zittend afgebeeld. Je ziet het hierboven ook: daar zit Christus, onze goede herder, als leraar, de wijsheid van God. En zo zit hij ook in het gedeelte uit het Evangelie dat we hoorden op zijn voorzittersstoel, aan tafel met zijn vrienden, en dat maar liefst vijf hoofdstukken Johannesevangelie lang. Hier gaat het kennelijk om in het volle leven, samen aan tafel, en dan delen wat je op je hart hebt.

En je weet het, als ze net aan tafel zijn gegaan, dan komt Jezus eerst naar hen toe, wast hij hen de voeten, dat nederige werk dat eigenlijk door een slaaf, een dienstknecht gebeurde bij de deur. Maar Jezus noemt hen geen dienstknechten meer, Jezus noemt hen vrienden. Op de avond voordat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden, geeft Jezus hen een voorbeeld: zo ben ik jullie Heer en Meester, en zo is mijn gebod van liefde. Hij komt van zijn stoel af. Dit is mijn toewijding aan jullie, en dit is mijn verwachting, dat jullie deze toewijding verder delen. Hij knielt daartoe neer. Het teken dat hij stelt, de leerlingen begrijpen het niet. Later zullen ze nóg aarzelen.

Wellicht heeft Johannes daarom ook wel vijf hoofdstukken nodig om het met ons te delen. Wat Jezus de Hogepriester van het altijd nieuwe en altijd eeuwigdurende verbond doet, doet Hij, om mensen met liefde te vullen, om hen niet langer knechten te laten zijn van losse geboden en menselijke opdrachten, maar toegewijde vrienden van God en van elkaar. Geen tradities van ‘hoe hoort het eigenlijk’, maar uit één stuk levend uit het goddelijke patroon van de liefde.

Ze waren daar in de bovenkamer met enkele leerlingen. Je hoeft niet met velen te zijn om een aantrekkelijke gemeenschap te zijn die deze traditie in herkenbare taal en tekens voor vandaag vertaalt. Het getal is niet bepalend, wel de liefde voor elkaar en de toewijding aan Gods zaak. Daarom wast Jezus voeten, daarom breekt hij brood, daarom deelt hij zijn leven met ons. En daarom daagt hij zijn leerlingen uit elkaar lief te hebben tot het einde, zoals hij. ‘Dit zeg ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn’.

Ik zie zeker toekomst voor kerken in onze steden vandaag, waar de gemeente het hartsgeheim viert op de vrolijke zondagmorgen, en waarom heen ook alle ruimte is voor ontmoeting en voor stilte. En als we zo concreet mogen denken over een stoel vandaag, dan mogen we ook concreet denken over kerkgebouwen. Ik zie er niet veel in dat we ons terug zouden trekken in huisgemeenten, die alleen voor intimi te vinden zijn. Een stad heeft zichtbare kerkgebouwen nodig, die dan wel de deuren open hebben! Het is heilzaam voor een stad als niet de hele omgeving aan commercie en privébezit is overgeven, maar als er plekken zijn waar mensen mogen hopen goede dingen te zien, goede dingen te ontdekken voor zichzelf en voor anderen, goede dingen mogen hopen tot troost of tot uitdaging.

Ik zie ook toekomst voor de kerk als onderdeel van netwerken. In de jaren ’80 maakten we met zulke netwerken een heel goede start. Toen waren kerken actief in het conciliair proces van vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping. Kerkelijke gemeenten verbonden zich daarin met allen van goede wil die zich voor deze thema’s inzetten, zonder kerkelijk te zijn – want wat kunnen kerken soms gesloten systemen zijn – maar waar wij herkenden: ook daar waait Gods Geest. Sindsdien zijn vrede, rechtvaardigheid en duurzaamheid nooit van kerkelijke agenda’s geweest. Toch is het wereldnieuws als afgelopen week de brief van patriarch, paus en aartsbisschop van Canterbury verschijnt over de klimaatcrisis. Een thema waaraan ook in de kerken steeds is gewerkt. De bisschoppen schrijven, en ik citeer hen instemmend: ‘Ieder van ons – wie we ook zijn en waar we ook zijn – kan een rol spelen in het veranderen van onze collectieve reactie op de ongekende dreiging van klimaatverandering en aantasting van het milieu. Zorg dragen voor Gods schepping is een geestelijke opdracht die om een toegewijd antwoord vraagt. Dit is een kritiek moment. De toekomst van onze kinderen en van gemeenschappelijk huis hangt ervan af.’

Uit protestantse kring hoorde ik deze week al iemand verzuchten: de thema’s zijn er wel, we zijn er altijd mee bezig, maar kennelijk te onduidelijk, zou het niet beter zijn dat conciliair proces nieuw leven in te blazen? Dat lijkt me een zinnig voorstel, om de thema’s helder op de agenda te houden, en ons duurzaam in te zetten voor het toegewijde antwoord, dat we inderdaad moeten geven – in wat ik maar noem, een conciliair proces 2.0.

Het zijn van een open plaats voor mensen – wie dan ook – in de stad, en het zoeken van verbinding als missionaire motor van het goede leven voor de hele schepping, het hangt allemaal niet in de lucht, het zijn geen losse flodders, maar het is geworteld in onze lange liturgische en pastorale traditie, die cirkelt om de verrijzenis van Christus.

Ieder jaar in de heilige Paasnacht staan we in de donkere kerk allemaal met kaarsjes in onze handen, en horen naar Genesis: het begint met licht, en zie, het is goed! Dat is ons vergezicht, dat voedt onze hoop. Het is hetzelfde licht dat we delen bij de doop van een volwassene of een kind, waarbij we een kaars geven en zeggen: ga je weg door het leven als kind van het licht. Het is hetzelfde licht dat brandt bij een uitvaart of op Allerzielen, juist als alles donker is, zien we het licht dat nooit meer dooft.

Zo kunnen onze kerken plaatsen zijn met uitzicht op het licht. Of liever nog, plaatsen waar midden in dit vaak ingewikkelde leven, het licht op ons valt, zodat we weer de weg weer voor ons zien, en erin volharden deze te gaan, omdat hoe dan ook, de verrijzenis het laatste woord heeft.

Vanaf de tempel in Jeruzalem via onze grote Hogepriester in de bovenzaal naar een kathedraal in Utrecht, onze gebouwen, stoelen en altaars verbeelden dit: onze bron, de adem van het leven, de Heilige, is een geheim en diep verborgen, maar deze bron, dit geheim, is tegelijkertijd ook voor iedereen te vinden, rakelings nabij. Wie dichterbij komt, ontdekt in Christus een ruimte waar we liefde ontvangen om verder te delen.

Ik hoop van harte met jullie deze ruimte te mogen zoeken en te mogen bieden, de ruimte waar we vanuit liefde en met hoop en grote verwachting kijken naar onszelf en naar elkaar.

Dit zeg ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn!

Amen.